12 nov 2021 – De watersysteemheffing is bedoeld voor droge voeten, veilige dijken, en schoon en gezond water. In 2020 was de totale opbrengst van de watersysteemheffing € 1.598 mln. In 2019 was dit nog € 1.519 mln.
De categorie ingezetenen (‘burgers’) kreeg bijna 80% van de watersysteemheffing op haar bordje. In 2020 betaalden alle burgers samen € 1,267 mln (79,3%) aan de watersysteemheffing. In 2019 was dit nog € 1.199 mln (78,9%). Dit is een stijging van 5,4%. Alle overige (sub) categorieën droegen samen slechts iets meer dan 20% bij aan de watersysteemheffing.
Maar de verschillen tussen de waterschappen zijn groot. Zo betaalden de inwoners in waterschap Zuiderzeeland in 2020 slechts 64% van de watersysteemheffing, terwijl burgers in Delfland iets meer dan 90% bijdroegen. De AWP wil dat de verdeling van de waterschapslasten tussen burgers, boeren en bedrijven meer in balans komt. “Als dit zo doorgaat, zijn er over 10 jaar waterschappen waar de burgers alles betalen”.
Naast watersysteemheffing betalen burgers en bedrijven ook waterzuiveringsheffing voor het zuiveren van hun afvalwater. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering, betaald uit de gemeentelijke rioolheffing. Dit artikel beperkt zicht tot de watersysteemheffing van de waterschappen.
De watersysteemheffing voor burgers bestaat uit twee heffingen: de heffing op woonruimte en de heffing op huishoudens. In 2020 bedroeg de opbrengst van de watersysteemheffing op woningen € 608 mln en de watersysteemheffing op huishoudens € 659 mln.
De watersysteemheffing op de woning wordt betaald door de huiseigenaren, op basis van de WOZ (duurdere huizen betalen meer watersysteemheffing). Dat zijn zowel particuliere huiseigenaren als huisjesmelkers en woningbouwverenigingen. Het lijkt dus op het eerste gezicht alsof huurders geen watersysteemheffing betalen over hun woning, maar niets is minder waar: die heffing zit ‘verstopt’ in de huur.
De watersysteemheffing op huishoudens wordt solidariteitsheffing genoemd, omdat huishoudens solidair zijn en elk huishouden evenveel betaalt, ongeacht of ze nu in een diepe polder wonen of op een duin. Maar tussen de waterschappen zijn de verschillen in solidariteitsheffing groot, van € 44 per huishouden in waterschap De Dommel tot € 123 per huishouden in Delfland, een factor 2,5 verschil. Er zijn zeven waterschappen waar de solidariteitsheffing waar de solidariteit € 100 euro of meer bedraagt.
Naast de categorie ingezetenen zijn er nog vier aparte (sub)-categorieën die ook watersysteemheffing betalen: bedrijven, wegen, boeren en natuurterreinen. Deze categorieën bezetten de zogenoemde geborgde zetels in het Algemeen Bestuur van het waterschap (‘waterschapsraad’).
In 2020 betaalden alle bedrijven samen 8,8% van de watersysteemheffing; de wegen 1,7%; boeren 9,9% en natuurterreinen 0,25%. De AWP pleit ervoor om de watersysteemheffing op natuurterreinen af te schaffen. Uiteindelijk is ‘natuur’ een gemeenschappelijk goed, niet een economische activiteit.
De watersysteemheffing is een gesloten belasting: als de inwoners meer opbrengen, gaan de lasten in de geborgde (sub) categorieën automatisch naar beneden.
De AWP snapt wel dat de kosten voor ‘droge voeten’ op de zandgronden in het Oosten en Zuiden van Nederland lager zijn dan in de polders in het Westen en Noorden. Maar het zou het pas echt ‘solidair’ zijn als inwoners overal in Nederland ook dezelfde solidariteitsheffing zou betalen. Voor de economie in bijv. de Achterhoek is het toch ook belangrijk dat bijv. Den Haag niet onderwater komt te staan? Solidariteit dus als welbegrepen algemeen belang.
Ook komt het voor dat inwoners in een buurgemeente veel lagere waterschapslasten betalen, omdat ze in een ander waterschap wonen. Zo loopt de grens tussen Delfland en Schieland dwars door Rotterdam, met een verschil van bijna 150 euro voor een gezin met eigen woning aan de overkant van de straat.
De AWP heeft jarenlang een sterke lobby gevoerd voor lagere waterschapslasten voor de inwoners. Uiteindelijk heeft de Unie van Waterschappen eind 2020 het voorstel overgenomen om de watersysteemheffing op woningen eerlijker te maken, door tariefdifferentiatie tussen de WOZ-waarde van woningen en van ‘niet-woningen’ (bijv. bedrijfsgebouwen, scholen en kantoren).
Minister Van Nieuwenhuizen had ook al aangekondigd om het voorstel van de Unie ongewijzigd door te sturen naar de Tweede Kamer. Toch heeft VNO-NCW begin 2021 de tariefdifferentiatie tussen huizen en bedrijven via de VVD-minister opnieuw ter discussie gesteld. Het is nu afwachten hoe het nieuwe kabinet hiermee omgaat, en of het belastingstelsel van de waterschappen ook echt eerlijker wordt?
AWP voor water, klimaat en natuur