12 nov 2014 – Met het veranderende klimaat en de stijgende zeespiegel wordt een een zeesluis in de Nieuwe Waterweg onvermijdelijk. Door het afsluiten van de Nieuwe Waterweg wordt de kustlijn verkort en zijn de Randstad en de Drechtsteden veilig bij hoog water. En als het rivierwater uit de Waal en Maas niet meer via de Nieuwe Waterweg naar zee kan stromen, moet het water via Volkerak en Haringvliet naar zee. Zo onstaat er weer stroming in de delta, met een dynamische zoet-zoutgradiënt. En dat is goed voor vismigratie!
De Algemene Waterschapspartij (AWP) is voorstander van het afsluiten van de Nieuwe Waterweg voor de waterveiligheid van de Randstad. En als de delta weer gaat stromen, is dat goed voor natuurherstel inn de delta.
Met Prinsjesdag heeft het kabinet het nieuwe Deltaprogramma gepresenteerd aan de Tweede Kamer. Het Deltaprogramma loopt tot 2050. In het Deltaprogramma is geconcludeerd dat de huidige Maeslantkering tot 2070 voldoet, en dat een zeesluis nu niet nodig is. Toch loopt er onder ingenieurs en watermanagers al geruime tijd een discussie over nut en noodzaak van een zeesluis in de Nieuwe Waterweg. Met het oog op de toekomst van de waterhuishouding, de waterveiligheid, de zoetwaterbeschikbaarheid en de ecologie van de Zuidwestelijke delta, is het van groot belang om nu al de varianten voor een zeesluis in de Nieuwe Waterweg te onderzoeken. Met een voorbereidingstijd van 20 tot 25 jaar, mogen we nu wel beginnen zodat de zeesluis in de Nieuwe Waterweg operationeel is in 2050.
De zeespiegel stijgt en de bodem daalt in West-Nederland. Het doel van de zeesluis is om lagere waterstanden te realiseren rond de Drechtsteden en langs de grote rivieren tot ongeveer Tiel, wat moet leiden tot lagere kosten voor dijkverzwaringen. Het afsluiten van de Nieuwe Waterweg verhoogt ook de kustveiligheid bij een superstorm op de Noordzee. Want een zeesluis heeft een veel lagere faalkans dan de huidige Maeslantkering.
Belangrijk bijkomend voordeel van een zeesluis is het tegengaan van de verzilting uit zee en de ‘verspilling’ van zoet rivierwater. Nu loopt ruim de helft van al het rivierwater dat bij Lobith ons land binnen komt, er bij Hoek van Holland weer uit. Bij zomerse droogte is de aanvoer van zoet water via Gouda naar de veenweidegebieden en om de Haarlemmermeerpolder door te spoelen nu al een groot knelpunt, dat niet voldoende wordt opgelost door de Kleinschalige Water Aanvoer vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek.
Voor het Volkerak-Zoommeer heeft het kabinet gekozen om het zoete zoommeer weer zout te maken. Zeewater moet een einde maken aan de problemen in het Volkerak met algenbloei. Inmiddels zijn die problemen met de waterkwaliteit trouwens een stuk minder door de toename van een exoot, de Quagga mossel, die zeer effectief het water filtert.
Het Volkerak wordt in de voorstellen van het kabinet ook gebruikt om rivierwater van Waal en Maas te bergen als het Haringvliet ‘op slot zit’ vanwege extreem hoge waterstand bij storm. Dan komt er dus op het Volkerak een zoetwaterlaag bovenop het zoute water. De ‘ecologische verstoring’ die dit zal geven (afsterven!), wordt ‘aanvaardbaar’ geacht. Uit onderzoek is gebleken dat berging op de Grevelingen als alternatief voor berging op het Volkerak, niet kosten-effectief zou zijn.
Het plan Spaargaren lijkt qua opzet op het plan van de Adviesgroep Borm & Huijgens. In beide plannen wordt de Nieuwe Waterweg afgesloten met een zeesluis, en loopt het water van Waal en Maas in het Hollands Diep. Dan kan het rivierwater verder de delta instromen via het Haringvliet (lange route) of via het Volkerak (korte route):
Tijdens een thema-sessie op KIVI-congres op 12 november 2014, hield Bart Parmet, directeur staf van de Deltacommissie, vast aan het officiële standpunt van de Deltacommissie ‘dat het Deltaprogramma adaptief is van opzet, en dat we over zes jaar het beleid en de uitgangspunten opnieuw gaan evalueren’.
Volgens Parmet ‘was de Deltacommissie na jaren onderzoek tot de slotsom was gekozen dat voortzetting van het huidige beleid het beste was, en ook het goedkoopst’. In de discussie gaf Bart Parmet toe, dat toen eenmaal was geconcludeerd dat de Maeslantkering nog tot 2070 mee gaat, er niet meer heel scherp is gekeken naar varianten met een zeesluis. Er was slechts één variant-met-zeesluis doorgerekend, waarbij de zeesluis op de plaats van de Maeslantkering zou komen. In die variant bleek het beheer en onderhoud van de huidige Maeslantkering goedkoper uit te vallen dan de aanleg van een nieuwe zeesluis.
Bart Parmet benadrukte ook dat er in de komende periode een onderzoekscomponent zal worden opgetuigd onder het Deltaprogramma, waarin allerlei onderzoeksvragen, zoals rond de zeesluis in de Nieuwe Waterweg, moeten worden meegenomen.
Frank Spaargaren, woordvoerder van de Delta Ingenieurs, kon elke vraag en opmerking van Bart Parmet goed pareren. Al gauw bleek dat de Delta Ingenieurs niet over één nacht ijs waren gegaan, en hun plan door een groot aantal deskundigen had laten toetsen.
Spaargaren benadrukte dat in hun plan de zeesluis juist niet komt op de plaats van de Maeslantkering bij Hoek van Holland maar ten westen van Rotterdam, waar de Oude Maas in de Nieuwe Waterweg stroomt (plus een tweede sluis in de Oude Maas). Daarmee blijft 85% van de Rotterdamse haven direct bereikbaar voor grote containerschepen, terwijl de Stadshavens van Rotterdam hun economische functie toch al grotendeels hebben verloren.
Op basis van een schetsontwerp zijn de kosten van de zeesluis in het Plan Spaargaren door Rijkswaterstaat geraamd op 1,5 miljard euro, en daarmee vergelijkbaar met de kosten voor de nieuwe sluizen, die nu worden aangelegd in het Noordzeekanaal bij IJmuiden. Door de slimme locatiekeuze van de zeesluis ten westen van Rotterdam hoeven de dijken rond de Drechtsteden en langs de grote rivieren in de toekomst veel minder te worden verhoogd, wat een besparing op de investeringskosten oplevert van maar liefst 5 miljard euro (in de periode tot 2100).
Er zitten veel voordelen aan het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een zeesluis. Een zeesluis is van belang om na 2050 de Randstad en de Drechtsteden te beschermen tegen stormvloeden uit zee, en het herstel van stroming in de Zeeuwse delta is goed voor natuurontwikkeling en met name goed voor vismigratie. Het Deltaprogramma zou veel aan visionaire kracht zou hebben gewonnen, als de zeesluis niet was weggemoffeld in de ‘adaptieve aanpak’ maar concreet was benoemd als stip aan de horizon.
Want zowel het het Plan Spaargaren als de voorstellen van Borm & Huijgens verdienen het om serieus te worden onderzocht, met het oog op de toekomst van de waterhuishouding, de waterveiligheid, de zoetwaterbeschikbaarheid en de ecologie van de Zuidwestelijke delta.
Hans Middendorp
Vicevoorzitter Algemene Waterschapspartij
(Opiniebijdrage op persoonlijke titel)
naschrift 15 november 2014
RTL Nieuws, 15 november 2014: ‘Nieuw Deltaplan niet bestand tegen storm en hoog water’.
naschrift 25 november 2014
WaterForum, 25 november 2014: ‘Planvorming Grevelingen kent alleen maar verliezers’.
AWP voor water, klimaat en natuur